Zuiniger maken auto: gevolgen voor loonbijtelling

Bij privégebruik van de auto van de zaak kan een door de autofabrikant zuiniger gemaakt automodel leiden tot geen of minder loonbijtelling. Tot dit oordeel kwam onlangs Rechtbank Gelderland in een door PwC aangespannen proefprocedure.

Loonbijtelling

De rechtbank baseerde zijn oordeel op het doel en strekking van de CO2-uitstoot afhankelijke loonbijtelling zoals deze uit de wetsgeschiedenis van deze autoregeling blijkt.
Bij werkgevers die aan werknemers auto’s ter beschikking stellen waarvan de CO2-uitstoot dichtbij de grenzen van de klassen van de loonbijtelling liggen, kan het volgens PwC de moeite lonen om te onderzoeken of de autofabrikant in de tussenliggende tijd zuiniger modellen op de markt heeft gebracht. Een automodel dat in een lagere emissieklasse valt, kan leiden tot een aanzienlijk lagere loonbijtelling.

Bepaalde uitvoering
Afhankelijk van de CO2-emissie gelden voor het jaar 2014 loonbijtellingen naar de volgende percentages van de waarde van de auto: 4%, 7%, 14%, 20% en 25%. Maar een bepaalde uitvoering van een automodel, zoals bij voorbeeld een stationuitvoering, kan er ook toe leiden dat het Europees typegoedkeuringscertificaat (ETG) voor die uitvoering net boven een bepaalde grenswaarde ligt met een hogere loonbijtelling tot gevolg.

Achtergronden van procedure
Een zuiniger geworden auto leidt vanwege het lagere brandstofverbruik per km in beginsel tot minder CO2-uitstoot. Maar dit moet wel blijken uit het voor het zuiniger geworden model afgegeven ETG. Naar het oordeel van de rechtbank is voor deze loonbijtelling niet slechts het ETG maatgevend die gold op de dag dat een auto van het desbetreffende automodel voor het eerst op kenteken werd gezet, maar ook het ETG voor de specifieke uitvoering van de auto nadat deze zuiniger is gemaakt. Uiteraard moet ook de aan de werknemer ter beschikking gestelde auto van de zaak zuiniger zijn gemaakt.